Bernhard zette Nederlandse diplomaten in
10 januari 2014
Prins Bernhard heeft kort na zijn huwelijk met prinses Juliana in 1937 geprobeerd familiebezittingen terug te vorderen door gebruik te maken van zijn pas verkregen Nederlandse identiteit. De prins vond dat hij recht had op Duitse bezittingen, die na de Eerste Wereldoorlog door de Amerikanen in beslag waren genomen. Voor een Duitser was dit niet mogelijk en na zijn huwelijk met Juliana en het verkrijgen van de Nederlandse identiteit leek de kans op teruggave groter voor de prins. Dit blijkt uit documenten van de Nederlandse ambassade in Washington die in het Nationaal Archief zijn gevonden door Royalty. De documenten zijn op 1 januari van dit jaar openbaar gemaakt.
In opdracht van de prins lieten het ministerie van Buitenlandse Zaken en de ambassade in Washington een mogelijke teruggave onderzoeken. De firma Cohu Brothers uit New York achterhaalde dat 80% van de claim al was terugbetaald aan de prins. De rest, inclusief rente, werd nog door de Amerikanen ingehouden. Al snel werd duidelijk dat een wisseling van nationaliteit geen reden kon zijn voor terugbetaling. Voor de prins kon bovendien geen uitzondering gemaakt worden.
Toen vervolgens geen actie werd ondernomen, schreef het secretariaat van de prins in oktober nog een brief naar Washington: ‘Zijne Koninklijke Hoogheid zou het op hoogen prijs stellen indien U zich tot den Attorney General [minister van Justitie, red.] zoudt willen richten met een energiek verzoek tot restitutie’.
De ambassadeur stelde twee mogelijkheden voor om dit probleem te omzeilen. Zo zou de Amerikaanse minister van Justitie kunnen bemiddelen. Omdat prins Bernhard lid was van het koninklijk huis van een ‘bevriende natie’, zou de minister op basis van ‘Internationale Hoffelijkheid’ toch een mouw aan het probleem kunnen passen. Een andere optie was dit via een wetsvoorstel in het Congres te regelen.
Het blijft lange tijd stil rond de zaak, tot het Nederlandse ministerie van Buitenlandse Zaken in 1938 weer een brief stuurde of er een wetsvoorstel kan worden ingediend. Het advies van de ambassade in Washington was helder: de prins kon de zaak beter laten rusten. Volgens de ambassadeur had het verhaal in de sensatiepers terecht kunnen komen. Omdat andere ex-Duitsers, ook als ze in Amerika woonden, geen recht hadden op teruggave, zou er flinke kritiek zijn ontstaan. Het advies van de ambassadeur werd gevolgd en de claim is niet doorgezet.