Prinses Margriet en Pieter van Vollenhoven vijftig jaar getrouwd
10 januari 2017
Prinses Margriet en prof mr Pieter van Vollenhoven zijn dinsdag precies vijftig jaar getrouwd. Dat vieren ze met hun kinderen en het bruidspersoneel van destijds. "Het wordt gewoon een privéfeest", aldus prinses Margriet, die afgelopen zondag ook haar hele gezin met kinderen en kleinkinderen om zich heen had op paleis Het Loo. Ook later dit jaar zijn er nog vieringen.
"Ons huwelijk is deels een sprookje, maar er komen in ons sprookjesboek ook bladzijden voor die ik vroeger nooit heb gelezen", zei Pieter van Vollenhoven tien jaar geleden al over zijn destijds ongehoorde relatie met de derde dochter van koningin Juliana en prins Bernhard. Een burger, ook al was hij van goede komaf, hoorde niet aan te pappen met een prinses. "Een mus en een mees horen niet bij elkaar”, vond ook zijn eigen vader, vertelde Pieter meermaals.
"Mijn ouders hebben een grote gok genomen”, wist Margriet, die blij was dat er ook parlementaire toestemming kwam. "Ik vond niet dat ik een huwelijk aan kon gaan dat niet goedgekeurd zou worden", bekende Margriet. De samenleving was in 1965 – het jaar van de verloving – rijp voor zo'n verbintenis tussen burger en prinses, ook al waren er binnen en buiten de koninklijke familie veel tegenstanders. "Wij danken ons huwelijk aan mijn schoonmoeder. Als zij tegen was geweest, was het niet gebeurd. Zij was de koningin”, aldus Pieter.
'Beste fout ooit'
"Terugblikkend hebben we het echter nooit betreurd dat we met elkaar zijn getrouwd. Ons huwelijk werd gezien als een grote fout, maar het is en blijft de beste fout die ik ooit heb gemaakt.”, zei Pieter. "Wij waren natuurlijk de eersten. Daarna zijn er velen zoals wij gekomen. We hebben grote navolging gekregen”, aldus Margriet, die niet alleen haar eigen vier zonen maar ook de zonen van zus Beatrix met burgermeisjes zag huwen.
Het huwelijk werd op 10 februari 1967 gesloten in Den Haag nadat een jaar eerder Amsterdam aan de beurt was geweest voor prinses Beatrix en prins Claus. Voor Pieter van Vollenhoven begon daarna eigenlijk een lijdensweg, want hij moest passend werk zien te vinden. "Het heeft heel lang geduurd voordat de samenleving mij kon plaatsen. Zo van: wat is dat voor een man, wat hebben we aan hem. Dat is een veel langer proces dan ik me ooit had gerealiseerd.”
Hij doorliep verschillende stages op zoek naar een geschikte werkkring, met de wens iets nuttigs te doen maar zijn echtgenote niet in de weg te zitten. Uiteindelijk vond Pieter zijn bestemming na een queeste van een kwart eeuw in het veiliger maken van de samenleving, met de Onderzoeksraad voor Veiligheid als bekroning en voor hem de eretitel 'Zijne Veiligheid'.